'Werknemers moeten vaker van baan wisselen'

Werknemers moeten gestimuleerd worden om vaker vrijwillig van baan te veranderen of een overstap te maken naar een andere sector. Dat schrijft de Sociaal Economische Raad vandaag in een concept-advies. In het advies 'Werk maken van baanmobiliteit' bepleit de SER een grotere mobiliteit van werknemers. Het moet "normaler en makkelijker" worden om van baan te wisselen. Dit is niet alleen goed voor een optimale werking van de arbeidsmarkt, maar ook voor werknemers zelf en voor werkgevers. Zes voordelen voor werkgevers Bij werkgevers hebben jobhoppers vaak een slechte naam. De SER ziet juist zes voordelen als werknemers makkelijker overstappen: Knelpunten sneller verhelpen: Een tekort of juist een overschot aan personeel is makkelijker op te lossen als werknemers vaker van baan wisselen. Het maakt het voor werkgevers makkelijker om in te spelen op veranderingen in de omgeving: wijzigingen in de productie of dienstverlening, groei/daling van de omzet, economische voor- of tegenspoed. Bedrijven die hun personeelsbestand moeten krimpen, doen dit immers het meest door vacatures niet op te vullen die ontstaan als gevolg van natuurlijk verloop. Betere kwaliteit van personeel: Als werknemers vaker van baan wisselen, wordt het makkelijker om het personeelsbestand aan te passen aan de kwaliteitseisen van de werkgever. Hierdoor kan de productiviteit worden verhoogd. Nieuwe ideeën: Mobiliteit brengt “meer dynamiek en nieuwe ideeën en expertise” in bedrijven met “mogelijk positieve gevolgen voor (sociale) innovatie en productiviteit”. Makkelijker reorganiseren: Reorganisaties, “maar ook re-integratie na ziekte, worden makkelijker als werknemers bekend zijn met en gewend zijn aan het regelmatig switchen van baan of werkomgeving”. Beter werkgeversimago: Door ook de mobiliteit binnen het bedrijf te stimuleren, zullen werknemers en kandidaten de werkgever aantrekkelijker vinden. Een goede werking van de interne arbeidsmarkt is “belangrijk voor de motivatie van het personeel en biedt een extra aantrekkingskracht voor nieuw te werven personeel”. Hogere werknemerstevredenheid: Omdat medewerkers door vrijwillige mobiliteit worden uitgedaagd, zorgt dit ervoor dat “werknemers tevreden zijn en blijven”. Ook verwacht de SER dat werknemers beter zullen worden opgeleid. Uit onderzoek blijkt dat de kans op een training “het grootst is bij werkgevers die relatief mobiele werknemers in dienst hebben”. En: “Mogelijk wordt het aanbieden van trainingen gebruikt als aantrekkelijke arbeidsvoorwaarde om werknemers die anders op zoek gaan naar een andere baan, langer aan het bedrijf te binden.” Niet automatisch gunstig Niet alle voordelen die de SER opsomt, zijn even overtuigend. Weinigen zullen de SER tegenspreken dat de arbeidsmarkt gebaat is bij werknemers die niet vastroesten en die hun kennis/vaardigheden up to date houden. Vaker van baan wisselen, is hiervoor een middel. Maar voor individuele werkgevers zullen de gevolgen niet automatisch gunstig zijn. Een grotere mobiliteit gaat snel gepaard met hogere kosten: voor vervullen van vacatures, voor het opleiden en inwerken van personeel. Midden- en kleinbedrijf Juist in de krappe arbeidsmarkt die wordt verwacht, zullen werkgevers niet blij zijn als personeel dat op hun kosten is opgeleid, overstapt naar hun concurrenten op de arbeidsmarkt. Vooral werkgevers in het midden- en kleinbedrijf kunnen hier last van krijgen. De arbeidsvoorwaarden en interne loopbaan-mogelijkheden die zij bieden, kunnen doorgaans niet op tegen die van grote bedrijven. Daardoor lopen zij het risico dat zij op de arbeidsmarkt vooral fungeren als opleidingsinstituut voor grote bedrijven. Op het moment dat jonge werknemers die bij hen het vak hebben geleerd echt geld kunnen verdienen voor het bedrijf, stappen ze over naar de grote bedrijven.

Werknemers moeten gestimuleerd worden om vaker vrijwillig van baan te veranderen of een overstap te maken naar een andere sector. Dat schrijft de Sociaal Economische Raad vandaag in een concept-advies.

In het advies 'Werk maken van baanmobiliteit' bepleit de SER een grotere mobiliteit van werknemers. Het moet "normaler en makkelijker" worden om van baan te wisselen. Dit is niet alleen goed voor een optimale werking van de arbeidsmarkt, maar ook voor werknemers zelf en voor werkgevers.

Zes voordelen voor werkgevers
Bij werkgevers hebben jobhoppers vaak een slechte naam. De SER ziet juist zes voordelen als werknemers makkelijker overstappen:


  • Knelpunten sneller verhelpen: Een tekort of juist een overschot aan personeel is makkelijker op te lossen als werknemers vaker van baan wisselen. Het maakt het voor werkgevers makkelijker om in te spelen op veranderingen in de omgeving: wijzigingen in de productie of dienstverlening, groei/daling van de omzet, economische voor- of tegenspoed. Bedrijven die hun personeelsbestand moeten krimpen, doen dit immers het meest door vacatures niet op te vullen die ontstaan als gevolg van natuurlijk verloop.

  • Betere kwaliteit van personeel: Als werknemers vaker van baan wisselen, wordt het makkelijker om het personeelsbestand aan te passen aan de kwaliteitseisen van de werkgever. Hierdoor kan de productiviteit worden verhoogd.

  • Nieuwe ideeën: Mobiliteit brengt “meer dynamiek en nieuwe ideeën en expertise” in bedrijven met “mogelijk positieve gevolgen voor (sociale) innovatie en productiviteit”.

  • Makkelijker reorganiseren: Reorganisaties, “maar ook re-integratie na ziekte, worden makkelijker als werknemers bekend zijn met en gewend zijn aan het regelmatig switchen van baan of werkomgeving”.

  • Beter werkgeversimago: Door ook de mobiliteit binnen het bedrijf te stimuleren, zullen werknemers en kandidaten de werkgever aantrekkelijker vinden. Een goede werking van de interne arbeidsmarkt is “belangrijk voor de motivatie van het personeel en biedt een extra aantrekkingskracht voor nieuw te werven personeel”.

  • Hogere werknemerstevredenheid: Omdat medewerkers door vrijwillige mobiliteit worden uitgedaagd, zorgt dit ervoor dat “werknemers tevreden zijn en blijven”. Ook verwacht de SER dat werknemers beter zullen worden opgeleid. Uit onderzoek blijkt dat de kans op een training “het grootst is bij werkgevers die relatief mobiele werknemers in dienst hebben”. En: “Mogelijk wordt het aanbieden van trainingen gebruikt als aantrekkelijke arbeidsvoorwaarde om werknemers die anders op zoek gaan naar een andere baan, langer aan het bedrijf te binden.”


Niet automatisch gunstig
Niet alle voordelen die de SER opsomt, zijn even overtuigend.

Weinigen zullen de SER tegenspreken dat de arbeidsmarkt gebaat is bij werknemers die niet vastroesten en die hun kennis/vaardigheden up to date houden. Vaker van baan wisselen, is hiervoor een middel.
Maar voor individuele werkgevers zullen de gevolgen niet automatisch gunstig zijn. Een grotere mobiliteit gaat snel gepaard met hogere kosten: voor vervullen van vacatures, voor het opleiden en inwerken van personeel.

Midden- en kleinbedrijf
Juist in de krappe arbeidsmarkt die wordt verwacht, zullen werkgevers niet blij zijn als personeel dat op hun kosten is opgeleid, overstapt naar hun concurrenten op de arbeidsmarkt.
Vooral werkgevers in het midden- en kleinbedrijf kunnen hier last van krijgen. De arbeidsvoorwaarden en interne loopbaan-mogelijkheden die zij bieden, kunnen doorgaans niet op tegen die van grote bedrijven. Daardoor lopen zij het risico dat zij op de arbeidsmarkt vooral fungeren als opleidingsinstituut voor grote bedrijven. Op het moment dat jonge werknemers die bij hen het vak hebben geleerd echt geld kunnen verdienen voor het bedrijf, stappen ze over naar de grote bedrijven.

Doorsturen:

Neem een abonnement en download meer dan 300 actuele HR-instrumenten

Wilt u als HR-professional ook niks meer missen op uw vakgebied?